MENNO VON BRUCKEN FOCK

MARK JANSEN, Aspiral

MARK JANSEN (EPICA)
maandag, september 1, 2025
EPICA , 2025 (NL)

(Tekst Menno von Brucken Fock, eindredactie Peter Willemsen)

Epica, de symfonische metalband uit het Zuiden van Nederland en België, is vanaf 2003 uitgegroeid tot een act van wereldformaat, die internationaal volle zalen trekt. Simone Simons, die haar avontuur bij Epica begon toen ze amper achttien jaar was, is inmiddels met haar veertig lentes een formidabele frontvrouw. Toetsenist Coen Janssen, bandlid van het eerste uur, zag in 2006 eerst drummer Jeroen Simons vertrekken, vervolgens in 2008 gitarist-componist Ad Sluijter en als laatste bassist Yves Huts in 2012. Hun vervangers, respectievelijk Ariën van Weesebeek, Isaac Delahaye en Rob van der Loo, maken nog altijd deel uit van de band, die in de huidige bezetting een soort van koperen bruiloft mag vieren. Voor het negende studioalbum Aspiral verliet de band de tot dusver gebruikelijke volgorde van handelingen en taken. Tot ieders tevredenheid nam men een album op waarbij alle bandleden een steentje bijdroegen. Het vorige interview met Epica dateert uit 2003, dus het is hoog tijd om wat herinneringen op te halen! Mark Jansen, oprichter, gitarist, componist en grunter legt in een bijzonder prettig en open gesprek een en ander uit.    

Je bent nu al ruim 25 jaar actief in de muziek, eerst in After Forever en nu al ruim twintig jaar met Epica. Wat waren voor jou de meest ingrijpende veranderingen in die periode?

“Terugkijkend denk ik dat de grootste verandering de overgang naar de digitale wereld was. Ik ging nog gewoon naar een platenzaak om daar nieuwe muziek te ontdekken, maar de jeugd van nu kan alle muziek via digitale media vinden. Waar vroeger het album centraal stond, zijn nu ook singles en video’s minder relevant geworden doordat ze beschikbaar zijn gekomen door websites als Napster en Spotify. Voor mij als musicus zijn die veranderingen minder duidelijk, omdat ik het schrijven van muziek en liveoptredens nog steeds leuk vind. Het opnameproces in de studio zie ik nog altijd als een ‘noodzakelijk kwaad’, dus in dat opzicht is er voor mij eigenlijk niet zo veel veranderd. Ik heb zelf echter wel een verandering ondergaan. Ik heb me in de loop der jaren ontwikkeld tot een teamspeler. Vroeger wilde ik altijd mijn eigen ideeën doordrukken, omdat ik dacht dat die de beste waren. Sommige collega’s kunnen of willen dat niet, maar voor mij heeft dat een heel positieve uitwerking gehad. Ik vind nu ieders mening even belangrijk. Ik heb moeten leren om dingen los te laten, want naarmate de band groeide en ook het aantal bandleden toenam, is het simpelweg niet meer mogelijk om alles zelf te regelen. Ik heb geleerd om optimaal gebruik te maken van elkaars sterke punten, maar ook leren omgaan met elkaars zwakkere punten. Bij mensen in een groep die totaal verschillend zijn, zoals wij, is het heel belangrijk om gebruik te maken van elkaars krachten, zodat je het beste uit iedereen kunt halen.”

Vroeger werkte je veel samen met Ad Sluijter, maar jullie hebben voor het maken van Aspiral, met een dik uur nieuwe muziek, het roer omgegooid waar het songschrijven en arrangeren betreft.

“Dat klopt. Ik heb overigens nog steeds goed contact met Ad Sluyter. Vroeger werkten we veelal vanuit onze homestudio’s aan nieuwe stukken, maar met de huidige bezetting hebben we voor dit album drie schrijfsessies georganiseerd van elk vijf dagen, waarin we bij elkaar hebben gezeten in het bekende hutje op de hei om daar ideeën uit te wisselen. We maken nog steeds gebruik van thuis opgenomen demo’s, maar we zijn nu in een veel vroeger stadium begonnen met sleutelen aan elkaars muziek. Tussendoor zijn er ook rustmomenten. We koken samen bijvoorbeeld, dus het is niet alleen maar werken aan muziek maar ook ontspanning. We hebben allemaal veel plezier beleefd bij het schrijven van Aspiral, want iedereen heeft een gelijkwaardige bijdrage geleverd.”

Even terug in de geschiedenis: de coronapandemie lijkt alweer bijna vergeten te zijn, maar hoe kijk je terug op die periode en in het bijzonder op het project Omega Alive?

“Die periode was voor veel mensen, zeker in onze branche, een zware tijd maar we hebben toch geprobeerd om het maximale eruit te halen. Voor Omega Alive waren we in België in een periode dat men de regels continu veranderde en men belde ons dagelijks meermalen of we ons wel aan de aangepaste regels hielden. Gelukkig waren we daar steeds met dezelfde groep mensen, dus konden we al onze plannen ten uitvoer brengen, feitelijk dankzij corona! Zonder publiek konden we allerlei attributen toevoegen en groots uitpakken wat we bij een normaal concert nooit hadden kunnen realiseren! Een volstrekt unieke ervaring met een resultaat waarop we erg trots zijn.”

De huidige bezetting is constant sinds 2012. Mag ik stellen dat Epica een goed geoliede machine is geworden?

“Ja, dat denk ik wel, we kennen elkaar nu door en door; we weten dat het in de basis wel goed zit. Het streven naar perfectie betekent echter ook dat er constant kleine aanpassingen nodig zijn, zoals bijvoorbeeld hoe we een show nog naar een hoger plan kunnen tillen.”

Symphonic Energy was een bijzonder indrukwekkend concert, een huzarenstukje dat jullie in Mexico nog een keer herhaald hebben. Hoeveel voorbereiding vergt zo’n evenement eigenlijk?

“We zijn zo’n anderhalf jaar tevoren met de voorbereidingen begonnen, maar naarmate de tijd verstrijkt gaat zo’n project steeds meer tijd kosten. Vooral de weken voorafgaand aan het concert bestaan uit repeteren en het koor en orkest begeleiden tijdens hun repetities. Uiteindelijk moesten we allemaal samen repeteren, zodat het een goed lopend geheel wordt. Ten slotte volgt dan nog een generale repetitie van de belangrijkste stukken compleet met het vuurwerk, want het is natuurlijk belangrijk dat niemand enig risico loopt op het podium tijdens het echte concert. Overigens was het al die moeite wel waard, want alles kwam heel mooi samen. We waren wel bang dat we in Mexico de zaal niet zouden uitverkopen, maar we hebben zelfs een extra concert moeten toevoegen! In totaal bezochten zo’n 18.500 mensen die concerten.”

Heb jij een verklaring voor jullie populariteit in Zuid-Amerika?

“Ik had vanaf het begin het gevoel dat we ons niet op één continent moesten richten en omdat wij dus al vrij snel na de oprichting van Epica overal zijn gaan optreden, sloeg onze muziek vooral in Zuid-Amerika erg aan. Door daar steeds weer terug te keren hebben we daar een hechte fanbase opgebouwd en dat heeft ons geen windeieren gelegd. Vroeger kwamen we amper aan onze slaap toe, omdat we na een optreden direct door moesten naar het vliegveld. Daar had je al die in- en uitchecktoestanden, de beveiliging en vervolgens de vlucht. Op de plaats van bestemming weer een optreden en daarna weer midden in de nacht door naar een volgend vliegveld, enzovoort. Gelukkig is dat nu anders doordat we ‘groter’ zijn geworden. Veel optredens achter elkaar met enkele uren slaap is niet te doen. Niet alleen gaan de jaren langzaamaan tellen, maar als je voor elk optreden een topprestatie wilt leveren, kun je dat niet doen zonder tussendoor voldoende rust te nemen. Daarbij komt – en dat geldt in elk geval voor mij – dat na een optreden vrijwel altijd de adrenaline door mijn lijf giert, waardoor ik niet direct in slaap val. En als dan om vier uur de wekker weer gaat…”

 

Je ziet wel eens bands op tournee met grote toerbussen en trucks. Moeten jullie op tournee veel spullen meenemen?

“Nee, gelukkig niet! Alleen keyboards, een laptop, gitaren en wat attributen, dus we nemen alleen het hoognodige mee. Ter plaatse maakt men verder alles in orde op basis van specificaties die we  tevoren hebben doorgeven. Om alles zelf mee te nemen, zeker als je moet vliegen, is vandaag de dag onbetaalbaar. Bovendien is het vervoer over de weg in Zuid-Amerika extra lastig, omdat er veel onherbergzame gebieden zijn. Met al dat drugsgeweld weet je ook nooit zeker of je spullen op tijd aankomen, áls ze überhaupt al aankomen.”

Bij liveshows zitten veel kosten in roadcrew, beveiliging, zaalhuur, PA, hotels, licht, effecten en vuurwerk. Met hoeveel mensen gaan jullie op pad en zijn concerten voor jullie nog wel rendabel?

“Nou, voorheen al gauw met een man of dertien in totaal. In tegenstelling tot vroeger, reist er tegenwoordig ook een ‘content creator’ mee. Dat is een belangrijke functie, want die zorgt onder andere voor het social media gebeuren tijdens een tournee, maar dat betekent wel weer een extra plek. Zo is het hele team in de loop der jaren gegroeid tot zo’n vijftien mensen. Je hoort wel eens dat bands erop moeten toeleggen of maar net quitte spelen. Wij moeten ervan leven en ook al hebben we van onze hobby ons werk kunnen maken, er moet toch brood op de plank komen en gelukkig pakken die concerten voor ons goed uit!”

Als je nu de verhouding qua inkomen bekijkt tussen de verkoop van geluidsdragers en streamingdiensten en de liveshows hoe ligt dat dan voor jullie?

“De tijd dat bands miljoenen binnenhaalden met de verkoop van lp’s en cd’s is echt voorbij. Streamingdiensten leveren relatief weinig op en ik klaag echt niet over de revenuen van de verkoop van geluidsdragers, maar zoals dat in de jaren tachtig en negentig was, zal het nooit meer worden. Dat is een feit waarmee je gewoon moet leren leven. Elke periode heeft zijn voors en tegens! Onze voornaamste bron van inkomsten ligt toch bij de opbrengsten uit de  optredens en de verkoop van merchandise.”

Bij de eerste albums werkten jullie veel met Sascha Paeth, maar nu is Joost van den Broek al geruime tijd jullie producer. Welke rol speelt hij bij het succes van Epica?

“Een heel belangrijke rol! Joost functioneert als zevende bandlid. Hij is vaak al in een vroeg stadium aanwezig bij het schrijfproces en hij hakt mede knopen door. Joost heeft ook hetzelfde recht van stemming als wijzelf; hij is heel goed in het aanhouden van schema’s, komt altijd met goede ideeën en hij voelt feilloos aan wat er ontbreekt aan een nummer. Hij is eigenlijk een bijna alleskunner, die die die plek bij Epica volledig verdient!”

Hoe lang hebben jullie aan dit album gewerkt van begin tot eind?

“Alles bijeen wel zo’n vijf maanden! Dat is iets wat veel mensen zich niet realiseren. Je begint met het ontwikkelen en opnemen van je eigen ideeën; daar zitten al heel veel uren in. Vervolgens die al genoemde schrijfsessies, daarna alle repetities en tot slot de feitelijke opnamen in de studio, waarbij we heel vaak nog zaken aanpassen. Weliswaar hebben we hulp van Ben Mathot gehad voor het uitschrijven van alle orkestarrangementen, maar ook daarin en in de begeleiding van het koor gaat veel tijd zitten. Voor Aspiral hebben we opnieuw koor en orkest uit Praag ingehuurd, want dat is ons heel goed bevallen. Het enige waaraan we moesten wennen is dat werktijd ook echt werktijd is. Als de klok vijf slaat pakken de orkestleden hun spullen in ook al is het midden in een opname! Maar goed, daarvoor moeten we wel naar Praag en daarin gaat dus ook veel tijd zitten. Als dat achter de rug is, ben je er nog steeds niet want komt de mix en ieder bandlid heeft dan wel zaken die men graag aangepast zou willen zien en daarna volgt dan nog de mastering. Ook de keuze van het artwork kost tijd, zeker bij de luxueuzere versies zoals een earbook. Alles tezamen is het best een zware klus en als dat proces eenmaal achter de rug is, heeft niemand de energie om direct aan een volgend album te beginnen. Daar moet echt wel wat tijd overheen gaan.”

 Als jullie live spelen zit het je dan niet dwars dat de band altijd gebonden is aan de bijdragen van koor en orkest zodat jullie nooit eens lekker uit je dak kunnen gaan?

“Dat valt reuze mee hoor! Ons uitgangspunt is dat de backing tracks niet meer dan een toegevoegde waarde zijn, maar we willen er op geen enkele wijze van afhankelijk zijn. Bij sommige bands staan gitaarpartijen of behoorlijk wat leadzang op een backingtrack en als de technologie je dan in de steek laat, ga je af als een gieter. De filmpjes van dergelijke voorbeelden kun je online vinden. Als onverhoopt zo’n backing track bij ons uitvalt, dan spelen we gewoon door en meestal heeft niemand dan iets in de gaten. Verder bouwen we voor een optreden vaak bewust momentjes van ‘vrijheid’ in en aan het eind van elk nummer kunnen we sowieso even doen wat we willen.”

Sommige artiesten brengen een album uit van zo’n 35 minuten, terwijl jullie een album uitbrengen dat meer dan een uur duurt.

“Ha, ha, symfonische metal staat voor epische tracks en dan is het lastig om maar een half uur muziek uit te brengen. Geloof het of niet, maar we hebben zelfs twee nummers weggelaten om te voorkomen dat het album te lang zou worden! In het verleden hebben we wel eens een album van 74 minuten uitgebracht. We wilden nu niet het risico lopen dat de luisteraar verveeld raakt, maar er juist plezier aan beleeft om een album in zijn geheel te beluisteren. Onze fans zouden een album van een halfuur ook niet pikken, denk ik. Zelfs onze ep The Alchemy Project klokt met zeven nummers al over de 35 minuten!”

Hoe zijn jullie op het idee van Aspiral gekomen en welke rol speelt dat bronzen beeld van Stanisław Szukalski hierbij?

“Rob van der Loo kwam met het idee en ik moet eerlijk bekennen dat ik nog nooit van de man had gehoord, maar Rob was er zo door geraakt dat hij besloot om een soundtrack voor dit beeld te schrijven. Ik vond het zo’n mooi stuk muziek, dat we het hebben voorgelegd aan de andere bandleden en die vonden het ook allemaal prachtig. Bovendien bleek de betekenis van Aspiral, inspiratie en vernieuwing, ook goed bij de andere teksten op het album te passen. Ik ben me toen gaan verdiepen in Szukalski. Ik bekeek de documentaire die over hem ging, maar ik schrok van de ideeën die hij had over de Tweede Wereldoorlog. Anderzijds kreeg ik ook bewondering voor hem, omdat hij na de oorlog zijn denkbeelden fundamenteel heeft bijgesteld. Rob kreeg toestemming om in de archieven over Szukalski te duiken en ik mocht daar ook elementen van gebruiken. Zo is de stem van Szukalski op de titeltrack van Aspiral terechtgekomen. Echt uniek want die staat echt nergens online.”

Zijn er in de muziek op Aspiral nog stukken die jou meer raken dan andere en zo ja, komen die dan ook per definitie terug in de liveshows?

“Als ik als liefhebber van deze muziek ons album beluister, dan zijn er toch een aantal tracks zijn die ik vaker beluister dan andere. Voor mij zijn dat Fight To Survive, Darkness Dies In Light en The Grand Saga Of Existence. Voor de shows in Amerika spelen we in eerste instantie de nummers die de mensen kennen, dus de vier singles en mogelijk Aspiral zelf. Als later blijkt dat men een bepaalde track heel vaak aanvraagt, dan nemen we die op in de liveset, zoals bijvoorbeeld Code Of Life van Omega die in eerste instantie niet in de liveset was opgenomen. Voor de shows op de festivals is de set korter, dus daarvoor moeten we nog bekijken welke nummers we in de setlist opnemen.”

Al voor de zomerfestivals gingen jullie in mei eerst naar de VS en Zuid-Amerika. Was dat een bewuste keuze?

“De keuze om eerst naar de VS te gaan, had te maken met onze visa die dan nog steeds geldig zijn, want het is echt een vreselijke ellende om als muzikant steeds een nieuw visum te moeten aanvragen. Voor ons is dat namelijk  een werkvisum en daarvoor moet je naar de ambassade. De tour die we voor ogen hadden, ging helaas niet door dus het waren maar enkele shows in de VS en van daar naar Mexico. Of we in een later stadium weer teruggaan naar de VS valt te bezien. Voor mij persoonlijk liever niet al zijn de fans daar te gek. Maar ja, als de rest van de band dat wel zou willen dan zal ik mij moeten schikken, nietwaar…?”                                                                                                                                                          

Hebben jullie al afspraken of plannen voor het laatste kwartaal van 2025 en is er al iets te zeggen over een volgend project?

“Er zijn momenteel besprekingen gaande om vóór eind 2025 een planning te maken, maar daarover kan ik op dit moment nog niets zeggen. Dat blijft een verrassing! Verder zou het zo kunnen zijn dat ons eerstvolgende project The Alchemy Project II wordt. Dat is goed voor de afwisseling, omdat je dan weer met andere muzikanten werkt. Daarvan krijg je hernieuwde energie en die zou ik dan weer kunnen inzetten om met album nummer tien te beginnen. We hoeven in dit stadium gelukkig niet per se om de twee jaar een album uit te brengen, want dat zou ook wel eens ten koste van de kwaliteit kunnen gaan.”

Is er bij jullie nog wel sprake van een ‘normaal’ gezinsleven?

“Vier van de zes bandleden hebben een partner en kinderen, ik heb zelf een kleine van anderhalf! Als bandlid ben je soms wel een maand of langer van huis, maar daar staat tegenover dat als je thuis bent je ook veel meer tijd en aandacht aan je gezin kunt besteden dan iemand met een reguliere job, dus dat compenseert dan toch ook weer.”

Is er verder nog informatie die je graag zou willen vermelden?

“Ja, het is misschien wel aardig om de reünie van After Forever te melden. Die band is toch een beetje mijn eerste kindje, zeg maar. Er zijn twee concerten gepland in 013 in Tilburg op 4 en 5 oktober 2025. We hebben geprobeerd om de voltallige bezetting bij elkaar te krijgen, maar voor Floor Jansen bleek de band een gesloten boek te zijn. Dat vind ik wel erg jammer. Na wat jamsessies met de overige voormalige bandleden, vonden we dat allemaal best prettig en zo ontstond het plan om één optreden te doen met een invalzangeres. Toen we dat optreden aankondigden, was het binnen enkele uren uitverkocht en daarom hebben we er een tweede aan toegevoegd dat ook direct uitverkocht was. Dat tweede concert kon worden verplaatst naar de grote zaal en daar zijn dus nog kaarten voor verkrijgbaar. De zangeres die Floor vervangt is de van origine Griekse Angel Wolf-Black (Bare Infinity) die tegenwoordig in het Verenigd Koninkrijk woont en die een eigen YouTube-kanaal heeft. Verder zullen alle voormalige leden van After Forever van de partij zijn, maar niet iedereen speelt alle nummers mee. Er zullen ook nog gastmusici meedoen.”

Het ingeroosterde halfuur interview was inmiddels ruimschoots verstreken, maar Mark was zo coulant om die tijd niet strikt aan te houden. Een zeer aimabel mens en veelzijdig muzikant!

Foto’s van Mark: Tim Tronckoe